Translated with Google Translate. Original text show .
- Raden Agus Djaya (1913 – 1994) werd geboren in Java en kreeg zijn opleiding in Nederland aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Hij maakte studiereizen naar Frankrijk, Italië en Duitsland. Djaya was een invloedrijk persoon in het Indonesische (kunst) establishment. In 1937 richtte hij met Sindudarsono Sudjono de Indonesische schildersvereniging Persagi op, waarvan hij de eerste voorzitter werd. Kenmerkend voor Persagi is schilderen in de natuur en het impressionistische en spontane gebruik van kleur. Djaya bracht als eerste het realistisch impressionisme naar Bali. Kunst moest voortkomen uit hart en ziel. Djaya heeft een enorme lijst van exposities in Indonesië, Nederland (o.a. met broer Otto in het Stedelijk Museum) en in vele andere landen op zijn naam. Zijn werken waren opgenomen in de collectie Sukarno en in de collecties van vele musea. Zij worden veel beschreven in de literatuur, waaronder ‘Moderne Indonesische Schilderkunst’ van Heleen Spanjaard (1998) en ‘Beyond the Dutch ‘ van KIT Publishers naar aanleiding van een gelijknamige tentoonstelling in het Museum van Utrecht in 2010.
PERSAGI is the acronym for Persatuan Ahli-Ahli Gambar Indonesia (Union of Indonesian Painters, or to be more precise, Union of Indonesian Drawers). Founded by S. Sudjojono (1913–1986) and Agus Djaja (1913–1994) in October 1938, PERSAGI is widely understood to have played a major role in the development of modernism in Indonesian art. While there was no binding style linking the individual artists, they were all in search of a new art that was both distinctively national and intensely individual. Sudjojono’s influence as critic and artist was profound, and served to define a modernist—as well as nationalist—tenor in the Indonesian art of the 1940s and beyond. In terms of its importance to Indonesian modernism, it is significant that PERSAGI was formed a decade after Bahasa Indonesia was declared the national language. It was in 1928 that young nationalists in the then-Dutch East Indies led by Sukarno issued the Youth Declaration, proclaiming a unified nation with one motherland, one people, and one language. The artists of PERSAGI saw themselves as cultural workers within this nascent nation-state, making them part of a broad socialist-nationalist front aimed at the creation of a new national consciousness out of the inheritance of a colonial past. They also sought divergence from the deeper histories that divided this archipelagic country with its vast geography and a variety of ethnic, religious, and linguistic differences.