Ets van Emiel Thysebaert. Titel: Oude spinster. Oplage: No 23. Afmetingen incl passe-partout: H52 x b40cm. Afmetingen voorstelling: H35 x b25cm. Het werk is, rechts onderaan, voorzien van een atelier stempel.
Het werk kan ook worden opgehaald in 's-Gravenzande ( vlakbij Den Haag (Scheveningen), Rotterdam en Delft en 5 minuten van het strand). De termijn voor het ophalen, bij vooruitbetaling, is zeer ruim. M.a.w. de koper kan het werk weken of zelfs maanden later ophalen en het zo mogelijk combineren met een bezoek aan één van de bovengenoemde steden of het strand. Het werk kan ook worden verstuurd via Postnl. Onze verzenddagen zijn dinsdag en donderdag.
Emile Thysebaert (Gent, 4 juni 1873 – Anderlecht, 2 februari 1963) was een Belgisch figuratief kunstschilder.
Thysebaert huwde in 1902 met Marie Van Pachterbeek († 1917) bij wie hij een zoon Henri had (°1903). Zijn eerste echtgenote overleed in 1917. Een tweede huwelijk vond plaats op 23 oktober 1918 met Catherine Coppens bij wie hij vijf kinderen had (Marie-Emmanuelle, 1922; Emile-Pierre, 1923; Jean, 1925; Paul, 1927 en Nicole, 1932).
Levensloop
Studietijd
Emile Thysebaerts grootvader had een scheepswerf in de Gentse haven en daar kwam hij op jeugdige leeftijd in contact met de wereld der arbeiders. Dit zou op hem een diepe indruk nalaten en dit thema zal regelmatig terugkeren in zijn werken.
Zijn vader was kapper. Hij ging in de leer bij Jules Gondry en, terwijl hij nog werkte in het kapperszaak van zijn vader, studeerde hij aan de Academie te Gent bij Théodore-Joseph Canneel. Hij onderbrak zijn studies voor een verblijf in Parijs (1890), waar hij Auguste Rodin, André Derain en Henri de Toulouse-Lautrec ontmoette. Terug in België studeerde hij korte tijd aan het Hoger Instituut in Antwerpen (bij Juliaan De Vriendt) tijdens zijn legerdienst (dit kon als lid van het zgn. Militaire “Corps universitaire”). De jonge militair kon zich echter niet vinden in hun kunstopvatting en werd na een tijdje teruggestuurd naar zijn kazerne.
Na zijn legerdienst zette hij zijn studies verder aan de academie van Gent bij Jean Delvin en Médard Tytgadt. Hier ontmoette hij Albert Baertsoen, Georges Minne en Théo van Rysselberghe. Hij maakte ook kennis in Sint-Martens-Latem met Valerius De Saedeleer , Gustave Van de Woestijne en de Franstalige schrijver Maurice Maeterlinck. Hij heeft in deze streek enkele schilderijen gemaakt, maar heeft er zich nooit gevestigd.
Met nauwelijks geld op zak vertrok hij in 1899 naar Italië ter voltooiing van zijn studietijd. Hij verbleef in Bazel, waar hij een kopie, die hij had gemaakt in het museum, kon verkopen voor een behoorlijke prijs. Dit liet hem toe verder te reizen naar Florence, Pisa, Bologna, Siena en Venetië . Hij kwam er aan de kost met het schilderen van kopieën en ook als kapper. Een beurs, toegekend door de Belgische Staat, liet hem toe zijn studies te voleindigen in Rome.
In 1900 vestigde hij zich in Brussel. Zijn adres was Anderlechtstraat 156. Hij laat zich spoedig opmerken in artistieke kringen met zijn genretaferelen waarin hij het ellendig leven van de gewone mens afschilderde op een bijtende, maar ook soms humoristische wijze. Tijdens zijn tentoonstelling in de Brusselse Universiteit in 1901 overheersten de droevige onderwerpen ; boetelingen, alcoholisten, volksmensen, werklieden, marktpleinen, paardenmarkten, bals, processies, trekpaarden, vissers. Hij vond hij veel van zijn onderwerpen in het volkse leven van de Marollen.
In 1907 ondernam hij een korte reis naar Spanje