Lucebert (1924 –1994) was als dichter betrokken bij de Vijftigers, die na WO II in hun gedichten experimenteerden met vorm en inhoud. Als schilder nam hij deel aan de Cobra-beweging. Aanvankelijk gebruikte Lucebert de kinderlijke beeldtaal van de Cobra-schilders. In deze prent hebben de menselijke wezens echter een cartoonachtig uiterlijk gekregen dat wordt benadrukt door de zware omtreklijnen en de grimmigheid van de koppen. Draai de in spiegelschrift geschreven tekst om en er staan de raadselachtige woorden: ‘ O hoor, oh oor.’ De betekenis hiervan moeten we er volgens de kunstenaar zelf in leggen.
Het talent van Lucebert werd ontdekt toen hij na schooltijd voor zijn vader ging werken. Na een half jaar kunstacademie besloot hij tussen 1938 en 1947 dakloos te worden. In 1947 bood een Franciscaans klooster hem een dak boven zijn hoofd aan, in ruil voor een enorme muurschildering . Omdat de nonnen zijn werk niet konden waarderen, lieten ze het geheel overschilderen met witte verf.
Hij behoorde tot de Nederlandse literaire beweging van De Vijftigers , die sterk beïnvloed werd door de Europese avant-gardebeweging COBRA. Vooral Luceberts vroege werk vertoont deze invloed, en zijn kunst weerspiegelt in het algemeen een nogal pessimistische kijk op het leven.