Nojorkam
" Gondola " 1975
Schilder, tekenaar, humanist, dichter, schrijver.
Norbert Joris Kamiel Schepens (de eerste letters van zijn voornamen vormen zijn pseudoniem) werd geboren te Gent in 1911 in de Sint-Pietersnieuwstraat. Later woonde hij o.a. in Annonciadenstraat 28 en de Zandpoortstraat 35. In 1998 verhuisde hij naar Wachtebeke. Zijn vader Octaaf Guillaume was slager en tweemaal winnaar van de Belgische roeikampioenschappen. Hij is de broer van Jan Norbert Octaaf Schepens (Gent 1905), letterkundige. Zijn grootvader Georges Felix was schilder, orchideeënjager en ontdekkingsreiziger; hij ver- trok in 1905 naar Charleroi.
Nojorkam studeerde aan de Gentse Academie, waar hij een weerbarstige leer- ling was van Coddron; aan de RUG kunstgeschiedenis en ook een jaar (1936) aan de Sorbonne, waardoor hij een van de zeldzame schilders was met een universitaire vorming. Hij debuteerde in de literatuur met gedichten, die Marnix Gijsen niet geweldig vond, maar: “indien er van talent bij Schepens spraak is, moet dit gezocht worden in het ironische genre”. Als schrijver was hij tegelijk ook graveur, lettertekenaar, boekbinder en boekverluchter. Zijn vier gedichtenbundels, net zoals die van zijn broer Jan, illustreerde hij met lino’s. Hij gaf ook een bundel uit, “Ahasverus” waarin geen enkel woord voor- komt, enkel houtsneden. Hij illustreerde trouwens ook de uitgaven van Clément Morray, Paul De Ryck, Maurice De Doncker, Marcel De Backer en Charles d'Ydewalle. Hij publiceerde in “De Tijdstroom” en “Klaverendrie” en gedichten van hem werden opgenomen in de bloemlezingen van Victor Van Vriesland en in Vlaamsche verzen van deze tijd van R. Herreman en M.
Gijsen. In 1973 gaf hij nog “Les poèmes du Chantoux” uit, een bloemlezing uit zijn gedichten van de periode 1940-1970. Persoonlijk hebben we de man in de jaren ‘60 en ‘70 herhaaldelijk ontmoet en ik herinner me dat hij telkens, schijnbaar onverschillig, met een ironische glimlach een opmerking maakte op alles wat ik zei. Marnix Gijsen had dat dus wel degelijk juist gezien. Zelf was hij stichter en voorzitter van een mij niet nader bekend gezelschap dat “lnstitut pour le redressement des arts classiques” of IRAC heette en waar hij rondliep in een wit kort rokje om de oude Grieken te imiteren. Liepen de oude Grieken rond in een kort wit rokje? Zonder het luidop te zeggen, maar toch als een soort weerwraak, verweet ik hem dat hij veel van zijn grote landschap- pen deels heeft verknoeid door er ventjes bij te tekenen.
Behalve gedichten schreef hij ook romans, essays, reisverhalen en kunst kri- tische bijdragen, die verschenen in “De Vlaamse Gids”. “L’Amphitrite de Milos” verscheen in 1938, “Retour d'Italie” in 1948. “Les Atlantides" zijn drie werken die in 1956-1961 verschenen, “Eventail espagnol” verscheen in 1952. Ze werden in het buitenland, o.a. door Ernst Jünger, vleiend beoordeeld. “Nous, Grecs” gaf hij uit in 1966; “Fleurs de Flandre” in 1975. Hij werkte ook mee aan tijdschriften zoals “De Toerist” en dagbladen zoals “La Flandre libé- rale” Bij het Gentse publiek was Nojorkam beter bekend als kunstschilder, tekenaar, linosnijder en illustrator. Hij is ook enige tijd (1933-1935) als teke- naar verbonden aan de geneeskundige faculteit bij Dr. L. Elaut en tekende in 1935-1937 dialectkaarten voor prof. Willem Pee. Van 1940 tot 1951 gaf hij les aan schilders van “De School van Latem”. Hij maakte talloze reizen naar Italië, Griekenland, Portugal, Spanje en de Skandinavische landen. Lange tijd hartstochtelijk geboeid door de beschavingen van het Verre Oosten schilderde hij hoofdzakelijk klassieke schilderijen: landschappen, genrestukken en por- tretten. Hij volgde de voorgetrokken lijn en week daar niet van af: hij liet dui- delijk zijn behoefte aan universaliteit en synthese blijken. Critici noemden zijn schilderkunst eclectisch en intellectualistisch. Hij had een hekel aan - ismen. In 1945, na het einde van de Tweede Wereldoorlog, liet hij zich verlei- den door de zee. Dat jaar werd dan ook ook het jaar van de zee- en onderzee- gezichten, schelpen en aquariums. Later gaf hij zijn bijzondere kijk op de Leiestreek, de Italiaanse steden en landschappen, de bloemenwereld en het zonnige Spanje. Hij stelde regelmatig tentoon in de “Cercle Artistique et Littéraire”, “Galerij Vyncke-Van Eyck” en “Studio van Eyck” op de Kalandenberg. In 1952 had hij een grote tentoonstelling in het Brusselse “Paleis voor Schone Kunsten”. In 1955 introduceerde hij ikebana in België. In 1971 hield hij zijn zestigste tentoonstelling in Toledo, Spanje. In het Rubensjaar 1977 stelde hij een reeks grote en kleine schilderijen en een aan- tal tekeningen tentoon, allemaal kopieën van Rubens. In de handschriftenzaal
414
van de Gentse universiteitsbibliotheek berust een heel fraai en groot album “Nojorkam” waarin nagenoeg heel zijn leven (foto’s, tekeningen, kranten- knipsels, brieven, uitnodigingen voor tentoonstellingen, kunstkritieken, afre- keningen met uitgevers...) is samengebracht.
Literatuur
Nojorkam, a hymn to life and nature, a critic anthology by 50 authors. Gallery of complete artists, composed at the 60th anniversary of the artist.
Daniël Van Ryssel